F Klas 6 | Taalbeschouwing: |
Referentieniveau in relatie tot de doelen uit Taalinlijn
Taalbeschouwing |
|
1. Gebruik van taal |
|
kent soorten argumenten en de deugdelijkheid |
Kan relaties tussen en binnen teksten evalueren en beoordelen |
herkent de mate van open- en geslotenheid
|
Kan relaties tussen en binnen teksten evalueren en beoordelen Kan het verschil tussen formele en informele situaties hanteren. |
kan de betekenis omschrijven en vaststellen (definities)
|
Metatalige vormen: woorden, zinnen en tekstfragmenten die informatie geven over de rest van de tekst (zoals signaalwoorden, prospectieve en retrospectieve tekstelementen in inleiding, samenvattende zin aan slot). |
ontwikkelt attitudes ten aanzien van meertaligheid |
Kent termen: moedertaal, tweede taal, vreemde taal, standaardtaal, dialect, meertalig, formeel en informeel taalgebruik, leenwoord. |
kent enkele termen om over de stijl van taal te kunnen spreken en denken
|
Kent termen: homoniem, homofoon, vakjargon, stilistische adequaatheid (publieksgericht), presentatiekenmerken (van mondelinge en schriftelijke tekst) aanduidingen voor tekstsoorten en genres (ook: aanduidingen voor gespreksvormen), hoofdgedachte (van tekst), tekstthema. |
2. Vorm en klank van taal: |
|
bekijkt programmeertaal computer en andere |
|
bekijkt klankverwantschap tussen talen en onomatopeeën |
|
bekijkt bastaardwoorden, neologismen |
|
herkent wetmatigheden in de taal: zinsdelen |
Onderwerp, lijdend voorwerp, hoofdzin, bijzin, gezegde, persoonsvorm |
herkent wetmatigheden in de taal: woordsoorten
|
Zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijknaamwoorden: woordvorm, woorddeel, samengesteld, voorvoegsels, achtervoegsels, lettergreep, verkleinwoord. Werkwoorden: Getal (meervoud/enkelvoud), tijd (tegenwoordig, verleden, voltooid, onvoltooid). Verschijningsvormen werkwoord (stam, infinitief, bijvoeglijk naamwoord). |
Download het hele word doc voor klas 6